-
1 detail
n. detail; eenheid--------v. tot in bijzonderheden, uitvoerigdetail1[ die:teel] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 detail ⇒ bijzonderheid, kleinigheid2 kleine versiering/decoratie ⇒ detail♦voorbeelden:explain something in detail • iets tot in detail(s) uitleggenin (great/much) detail • uitvoerigdetails, details/but that is a detail • een kniesoor die daarop let————————detail2〈 werkwoord〉 -
2 enter/go into detail(s)
enter/go into detail(s) -
3 go into detail
v. op bijzonderheden ingaan -
4 let's not go into details
laten we niet op bijzonderheden ingaan
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский